Updates

Prinsjesdag 2018: alle ins & outs

In de grondwet is bepaald dat op de derde dinsdag van september door of namens de Koning een uiteenzetting gegeven wordt van het door de regering te voeren beleid. Tevens wordt tegelijkertijd de begroting voor het te voeren beleid ingediend. Dit betekent dat dinsdag 18 september 2018 het nieuwe werkjaar voor de Eerste en Tweede Kamer geopend wordt.

Wat kunnen we aankomend jaar verwachten?
Aankomend jaar staan er diverse veranderingen op de agenda. Sommige van deze veranderingen zijn al bekend en zullen aldus niet opgenomen worden in het Belastingpakket 2019. Desondanks bespreken wij deze veranderingen wel, aangezien deze veranderingen ons ook aankomend jaar te wachten staan.

De verwachte fiscale maatregelen die het kabinet zal opnemen in het Belastingpakket 2019 zullen op de volgende aspecten effecten hebben:

  • Effecten voor ondernemers;
  • Effecten op de dividendbelasting;
  • Effecten op de aftrekposten;
  • Effect op box 1 van de Wet Inkomstenbelasting;
  • Effect op de eigen woning;
  • Effect op de DGA;
  • Effect op btw;
  • Effect op box 3 van de Wet Inkomstenbelasting;
  • Effecten op de bijtelling auto.

Hieronder zullen bovengenoemde punten nader besproken worden.

Effecten voor ondernemers  

Aankomend jaar staan de ondernemers veel te wachten op fiscaal gebied, te weten:

  • Lagere tarieven in de vennootschapsbelasting: Het tarief vennootschapsbelasting zal vanaf 2019 stapsgewijs omlaag gaan met in het totaal 4%. De tarieven zullen in 2021 16% (voorheen 20%) tot € 200.000 en 21% (voorheen 25%) voor zover meer dan € 200.000 bedragen.
  • Verlaging termijn verliesverrekening: Voorheen konden verliezen van B.V. ’s verrekend worden met 9 boekjaren na verlies. Dit termijn zal verlaagd worden naar 6 boekjaren na verliesjaar.
  • Beperking afschrijving panden in eigen gebruik: Voorheen konden B.V. ’s panden afschrijven tot maximaal 50% van de WOZ-waarde, waardoor het te betalen bedrag aan vennootschapsbelasting sterk afnam. Echter, de verwachting is dat men in 2019 niet verder mag afschrijven dan de WOZ-waarde van het pand.
  • Beperkte renteaftrek: In 2019 wordt verwacht dat er een nieuwe beperking renteaftrek ingevoerd zal worden voor bedrijven met hoge leningen in verband met Europese Richtlijnen tegen belastingontwijking. De rente op leningen is niet langer aftrekbaar voor zover de rente meer bedraagt dan maximaal 30% van het bedrijfsresultaat.
  • Verlagen beperking zelfstandigenaftrek: De zelfstandigenaftrek, een aftrek voor ondernemers van een eenmanszaak die de belastbare winst verminderd, zal in 2018 € 7.280 bedragen en zal vervolgens in 4 stappen met 3% per jaar afnemen tot maximaal 37%.
  • Verlagen energie-investeringsaftrek (EIA): De verwachting is dat de energie-investeringsaftrek in 2019 omlaaggaat van 54,5% naar 45%.

Effecten op de dividendbelasting
Uit het Regeerakkoord en Kamerdebatten is gebleken dat het Kabinet per 2020 de dividendbelasting wil gaan afschaffen met als doel dat het Nederland vestigingsklimaat te verbeteren met als gevolg hiervan de werkgelegenheid te vergroten.

In plaats van dividendbelasting dient dan naar verwachting bronbelasting afgedragen te worden op zowel dividend- als royalty’s- en rentebetalingen. Deze bronbelasting zal belast worden op Nederlands gevestigde entiteiten die concernverbanden hebben met entiteit die gevestigd is in een land met een laag statutair tarief of in een land dat op de EU-lijst van niet-coöperatieve landen staat. Hoogst waarschijnlijk zullen de belastingverdragen met deze landen aangepast worden. Hoe hoog deze belasting uiteindelijk zal zijn is momenteel nog niet duidelijk. Naar verwachting zal dit tarief flink kunnen oplopen om belastingontwijking tegen te gaan.

De gevolgen van de afschaffing van de dividendbelasting zal ertoe leiden dat aandeelhouders die fiscaal inwoners zijn van Nederland, geen fiscaal effecten ondervinden bij de afschaffing van de dividendbelasting.  Als aandeelhouder kan men immers de dividendbelasting veelal verrekenen in de aangifte Inkomstenbelasting. Per saldo zal de afschaffing van de dividendbelasting weinig tot geen gevolgen hebben voor het totaalbedrag dat geheven wordt bij aandeelhouders. Dividendbelasting betreft immers een voorheffing op de verschuldigde Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting dat door de aandeelhouder afgedragen dient te worden.

Tevens vloeit er een groot voordeel uit de afschaffing van de dividendbelasting, namelijk vermindering van de administratieve lasten. Er hoeven gaan aangiftes dividendbelasting, notulen en bestuursbesluiten door het bestuurt opgesteld worden alsmede dividendbelasting betaald te worden door de B.V.

Duidelijkheid omtrent het afschaffen van de dividendbelasting verwachten wij dinsdag 18 september 2018.

Effecten op de aftrekposten
In de Wet Inkomstenbelasting zijn diverse aftrekposten opgenomen waar men bij de aangifte gebruik van kan maken. De verwachting is dat in 2020 een aftrekbeperking zal komen voor diverse aftrekposten. Aftrekposten verminderen het inkomen wat ertoe leidt dat men minder belasting hoeft af te dragen of een grotere teruggaaf ontvangt. De verschillende aftrekposten die wij in Nederland kennen zijn: ondernemersfaciliteiten, hypotheekrenteaftrek, persoonsgebonden aftrek, reiskosten openbaar vervoer en de lijfrente.

De aftrekposten die verlaagd zullen worden betreffen de ondernemingsfaciliteiten, hypotheekrenteaftrek en de persoonsgebonden aftrek.

In 2020 zullen de aftrekposten niet meer verkenbaar zijn tegen het maximale hoogste belastingtarief in box 1 van de Wet Inkomstenbelasting, maar tegen 46%. In de drie daaropvolgende jaren zal dit percentage afnemen met 3%. In 2023 zal de aftrek aldus maximaal 37% bedragen.

Effect op box 1 van de Wet Inkomstenbelasting
De kans is groot dat we in 2019 in box 1 van de Wet Inkomstenbelasting te maken krijgen met een zogenaamde sociale vlaktaks. Een sociale vlaktaks betreft een tweeschijvenstelsel met een basistarief (36,93%) en hoogtarief (49,5%) in plaats van 4 schijven die normaal gesproken leiden tot welk belastingbedrag geheven dient te worden in box 1 van de Wet Inkomstenbelasting.

Het basistarief geldt voor het belastbaar inkomen dat niet meer bedraagt dan € 68.500. Het meerdere wordt belast tegen het hoogtarief. In vergelijking met het huidige systeem zijn de schijven stapsgewijs doorgetrokken wat ertoe zal lijden dat de huishoudens een hoger besteedbaar inkomen zullen hebben.

Deze wijziging in tarief zal bij het hoogtarief in drie stappen verlaagd worden naar 49,5% in 2021.

Personen die AOW ontvangen zullen gebruik gaan maken van een andere sociale vlaktaks, namelijk met drie tarieven. Het eerste tarief geldt voor het belastbaar inkomen dat niet meer bedraagt dan € 34.000. Daarboven komen de tarieven van 37% en 49,5%.

Het gevolg van deze wijziging is dat vele Nederlanders minder belasting dienen af te dragen in box 1 van de Wet Inkomstenbelasting, wat ingehouden en afgedragen wordt door de werkgever op het loon. Per saldo zal er een hoger nettobedrag overblijven.

 

Effect op de eigen woning
In de Wet Inkomstenbelasting wordt de eigen woning tegen een vast percentage van de WOZ-waarde belast. Dit wordt het eigenwoningsforfait genoemd. Dit vaste percentage zal in 2020 verlaagd worden naar 0,65% voor de woningen die een WOZ-waarde hebben tussen de € 75.000 en € 1.000.000. Stapsgewijs zal dit percentage verder verlaagd worden, naar uiteindelijk 0,50% in 2023.

Indien de WOZ-waarde van de woning meer bedraagt dan € 1.060.000 geldt een villataks. Het percentage dat gehanteerd wordt om het eigenwoningforfait te berekenen bedraagt 2,35% van de WOZ-waarde. Dit zal ongewijzigd blijven.

 

Ook het percentage hypotheekrenteaftrek zal wijzigen in 2019. Het percentage hypotheekrenteaftrek bedraagt in 2018 49,5% van de hypotheekkosten. Dit percentage zal in 2019 met 0,5% afnemen. Het percentage hypotheekrenteaftrek zal steeds lager worden. Op basis van het regeerakkoord zal dit percentage met 3% per jaar afnemen tot maximaal 37% in 2023.

Vanaf 1 januari 2019 zal eveneens de  Hillen-aftrek in 30 jaar afgebouwd worden. De Hillen-aftrek heeft gevolgen voor personen die geen of nauwelijks hypotheekrente betalen omdat ze een kleine of geen eigenwongingschuld hebben. Die aftrek is gelijk aan het verschil tussen het eigenwoningforfait (dit is een zogenaamde fiscale bijtelling bij het inkomen in verband met het bezit van een koopwoning) en de aftrekbare kosten, zoals de hypotheekrente. Door de Hillen-aftrek betaalt men per saldo geen belasting over het eigenwoningforfait.

Het doel van de wetgever was om te stimuleren om de eigenwoningschuld af te lossen. Echter, door de nieuwe eisen rondom het aangaan van een hypotheek waarbij men verplicht een annuïtaire hypotheeklening dient af te sluiten en dus verplicht dient af te lossen is de Hillen-aftrek overbodig geworden. Beide zien immers op hetzelfde doel.

De afschaffing van de Hillen-aftrek heeft als gevolg dat indien men de hypotheek al heeft afgelost of bijna heeft afgelost, toch het eigenwoningsforfait verschuldigd bent. De afschaffing van de Hillen-aftrek gaat geleidelijk in stappen van 3,33% per jaar in 30 jaar. Per 2019 zal er dus sprake zijn van een Hillen-aftrek van maximaal 96,67%. In januari 2048 zal de gehele Hillen-aftrek vervallen zijn.

 

Effect op de DGA
Een DGA, een aanmerkelijkbelanghouder die 5% of meer belang houdt in een vennootschap, zal meer belasting gaan betalen in box 2 van de Wet Inkomstenbelasting. Het tarief van 25% zal in 2020 verhoogd worden naar 27,3%. In 2021 zal dit percentage toenemen tot 28,5%.

De stijging van het percentage belasting in box 2 van de Wet Inkomstenbelasting staat in verhouding met de verlaging van de vennootschapsbelasting (zie effecten voor ondernemers) en dient erop te zien om meer evenwicht te creëren tussen DGA’s en ondernemers met eenmanszaken.

Effect op btw
Aankomend jaar zal het een en ander veranderen op het vlak van de btw-heffing, te weten;

  • Een verhoging van het verlaagde btw-tarief: Het verlaagde btw-tarief van 6% zal per 1 januari 2019 wijzigen in 9%.
  • Verandering kleine ondernemersregeling (KOR): Per 1 januari 2019 zal de KOR gelden voor ondernemingen als de omzet minder bedraagt dan € 17.500. Door de toepassing van de KOR zal een ondernemer kunnen opteren voor een vrijstelling van de btw en ontheffing krijgen van administratieve verplichtingen.
  • Uitbreiding btw-sportvrijstelling: Momenteel zijn enkel diensten van sportorganisaties voor leden vrijgesteld van de btw. Deze vrijstelling zal worden uitgebreid naar diensten van sportorganisaties aan niet-leden.
  • De implementatie van E-commerce Richtlijn: Door de implementaties van de Richtlijnen zal er een btw-verplichting ontstaan voor kleine ondernemers die digitale diensten leveren aan particulieren aan andere lidstaten in 2019.
  • Verandering nultarief zeeschepen en luchtvaartuigen: Het nultarief is van toepassing op zeeschepen, luchtvaartuigen en de bevoorrading van prestaties. Dit nultarief zal herschreven worden, waardoor het recht op het nultarief mogelijk kan komen te vervallen.

 

Effect op box 3 van de Wet Inkomstenbelasting

Box 3 van de Wet Inkomstenbelasting kent momenteel een heffing aan de hand van drie schijven die lijden tot een effectieve heffing. De definitieve rendementspercentages voor 1 januari 2019 zullen met het Belastingplan bekend gemaakt worden. De rendementspercentages zal gebaseerd zijn op de periode juli 2017 tot en met juni 2018. Hierbij valt op te merken dat eind 2017 de prognose voor het rendementspercentage 2019 hoger lag dan het rendementspercentage van 2018. Echter, binnenkort komen we er achter welk percentage gehanteerd zal worden voor 1 januari 2019.

 

Effecten op de bijtelling auto
Per 1 januari 2019 zal er een aanscherping zijn voor de bijtelling voor nieuwe volledige elektrisch auto’s. Bijtelling vindt plaats indien men rijdt in een auto van de zaak en meer dan 500 kilometer per kalenderjaar met de auto privé-ritten maakt.

Auto’s die op of na 1 januari 2019 voor het eerst op kenteken gezet worden krijgen te maken met aanpassingen in het huidige bijtellingpercentage. Het bijtellingpercentage van 4% voor het privégebruik van de auto zal vanaf 1 januari 2019 alleen nog maar gelden tot een cataloguswaarde van maximaal € 50.000. Het meerdere zal belast worden met het bijtellingpercentage van 22%. Er ontstaat aldus een gecombineerde bijtelling. Deze wijziging heeft voornamelijk gevolgen voor Tesla’s en wordt daarom de Tesla-taks genoemd.

Heeft men voor 1 januari 2019 een elektrische auto op kenteken gezet, dan kan men nog tot vijf jaar na de dag van de eerste tenaamstelling profiteren van de 4% bijtelling over de gehele cataloguswaarde. Het is dus raadzaam om uw nieuwe auto dus zo snel mogelijk te bestellen om komende 5 jaar nog te kunnen profiteren van de gunstige bijtelling.

Overige effecten
Het Belastingpakket bevat niet enkel de maatregelen die hiervoor genoemd zijn, maar ook andere maatregelen. De verwachting is dat er in het Belastingpakket ook aandacht geschonken wordt aan nieuwe subsidies voor het onderhoud aan rijksmonumentenpanden en de duur van de 30%-regeling (een speciale regeling voor buitenlandse werknemers die in aanmerking komen voor een gedeeltelijk belastingvrij loon) zal wijzigen van acht jaar naar vijf jaar.

Zoek jij naar ondersteuning of advies bij jouw financiële & fiscale verplichtingen, kun je onze proactieve hulp goed gebruiken om een financieel overzicht te maken en/of wil je je financieel plan voor nu en later goed geregeld hebben?

Neem dan contact met ons op